2 Corinthians 10

1) bid u door de

Of, vermaan.

2) goedertierenheid van

Gr. billijkheid, bescheidenheid.

3) tegenwoordig zijnde

Gr. naar het aangezicht; dat is, tegenwoordig, of naar het uiterlijk gelaat.

4) gering ben onder u,

Of, nedering. Deze woorden verhaalt Paulus, als uit den mond van enige valse apostelen, die de ernstige vermaningen des apostels in den voorgaanden brief gesteld, op zulke wijze zochten krachteloos te maken.

5) niet stout moge zijn

Dat is, niet gedwongen worden door de ongehoorzaamheid van dezen, om tegenwoordig zijnde, zulke vrijmoedigheid in het straffen metterdaad te gebruiken.

6) stoutelijk gehandeld

Namelijk in het schrijven en dreigen, wanneer ik niet tegenwoordig ben.

7) naar het vlees

Dat is, vleselijke of menselijke wijzen van doen gebruiken, om ons bij de mensen aanzien te maken.

8) wandelende in het vlees

Dat is, in dit leven, gelijk een zwak en gering mens. Zie Hebr. 5:7.

Heb 5.7

9) voeren wij den krijg

Alzo noemt hij zijn handel en wandel onder de mensen in het verbreiden van het heilige Evangelie. Zie 1 Tim. 1:18; 2 Tim. 4:7.

1Ti 1.18 2Ti 4.7

10) naar het vlees;

Dat is, naar de wijze van vleselijke of bedriegelijke mensen. Zie 2 Cor. 1:17; want alzo pleegt de apostel dit woord naar den vlese op verscheidene plaatsen te gebruiken.

2Co 1.17
11) de wapenen van onze

Dat is, de middelen, die wij gebruiken om door het Evangelie van Christus de mensen te bekeren, en onder het rijk en de gehoorzaamheid van Christus te brengen.

12) vleselijke, maar

Dat is, zulke als de natuurlijke mensen plegen te gebruiken, om anderen •f met welsprekendheid, •f met bedriegerij, •f met geweld onder zich te brengen.

13) krachtig door God,

Gr. Gode krachtig; dat is, door de kracht, die God daar bijvoegt, zo in het doen van wondertekenen, Mark. 16:20, als in het bewegen en overtuigen van de harten door Zijnen Geest, Hand. 16:14, en ook mede in het straffen van degenen, die zulks zochten te wederstaan. Zie een voorbeeld in Bar-Jesus,

Mr 16.20 Ac 16.14

14) der sterken;

Alzo noemt de apostel al wat de Satan en de wereld, hetzij met vervolgingen, hetzij met wereldse wijsheid en welsprekendheid, voorwerpt om den loop des Evangelies te stuiten, gelijk de twee navolgende verzen verklaren. Zie ook Jer. 1:10,18,19.

Jer 1.10,18,19
15) de overleggingen ter

Namelijk die de natuurlijke rede des mensen voortbrengt, om het Evangelie zijn aanzien te benemen.

16) nederwerpen, en alle

Dat is, Christus en Zijn woord onderwerpen. Want de rede des mensen moet geen richter zijn over het Evangelie, maar zich daaronder buigen en gevangen geven; gelijk de volgende woorden ook verklaren.

17) hoogte, die zich

Namelijk van aanzienlijke wijsheid of kloekheid.

18) Christus;

Dat is, des Evangelies van Christus, hetwelk dengenen, die verloren gaan, wel dwaasheid is, maar dengenen, die behouden worden, is het de macht Gods, 1 Cor. 1:18.

1Co 1.18
19) te wreken alle

Dit spreekt de apostel niet van enige uitwendige of wereldse wraak. Want die heeft Christus Zijnen apostelen verboden, Matth. 20:25, en Matth. 26:52; maar van de verkondiging der wraak Gods over de hardnekkigen en van het oefenen des kerkelijken bans tegen degenen, die zich voor leden der gemeente uitgevende, nochtans onchristelijk leren of leven.

Mt 20.25 26.52

20) vervuld zijn.

Dat is, volbracht, of ten volle bewezen zijn. En dit zegt de apostel tot verzachting van het voorgaande dreigement, om hen tot voorkomen van deze straf, door verbetering van zulke ergernissen, te bewegen; overmits daar ook behoorlijke tijd en middel tot bekering aan zulken moet gegeven worden eer de uiterste straf mag worden gebruikt.

21) voor ogen is?

Gr. de dingen, die naar het aangezicht zijn; dat is, hetgeen een uitwendigen schijn heeft voor de mensen; of waar iemand uiterlijk van wil roemen.

22) van onze macht,

Namleijk die wij als apostelen van Christus meer dan andere discipelen van Christus ontvangen hebben.

23) stichting en niet

Dat is, om die alzo te gebruiken, dat de zondaar daardoor tot bekering en niet tot wanhoop gebracht worde.

24) door de brieven

Dat is, door de zwaarwichtigheid en aanzienlijkheid der brieven alleen wilde verschrikt maken. En alzo beantwoordt de apostel een andere lastering van enige valse apostelen, gelijk van hem hierna breder wordt verklaard.

25) (zeggen zij) zijn wel

Namelijk de valse apostelen. Anderen lezen (zegt hij) alsof hij van een bijzondere onder dezelve sprak.

26) en de rede is

Dat is, zijne redenen en woorden hebben niets aanzienlijks, of uitmuntende, als hij tegenwoordig is.

27) inderdaad als wij

Dat is, in het uitvoeren van hetgeen wij door de brieven dreigen.

28) rekenen of vergelijken

Of, vervoegen; dat is, onder zulken niet rekenen of oordelen te zijn.

29) verstaan niet dat

Of, zijn niet wijs.

30) met zichzelven meten,

Gr. in zichzelven; dat is, naar hun eigen goeddunken of behagen willen geacht hebben.

31) met zichzelven vergelijken.

Namelijk zonder op andere te zien, dien de Heere meer gaven en macht heeft medegedeeld, gelijk er waren de apostelen van Christus.

32) buiten de maat;

Gr. tot, of in dingen die zonder maat zijn; dat is, buiten de maat, die ons God heeft toegedeeld, gelijk als deze anderen doen.

33) welke maat ons

Of, welke God ons tot ene maat toegedeeld heeft; dat is, die ons God voorgeschreven, en waar Hij onzen dienst mede bepaald heeft; een gelijkenis, genomen van degenen, die elk zijne erve uitdeelt om daar te bouwen, of zijn akker om daarop te zaaien, of wijnberg om daarop te planten.

34) ook tot u toe

Namelijk in het verbreiden des heiligen Evangelies, en voortplanten der gemeente van Christus.

35) als die tot u

Dat is, alsof wij tot u niet moesten komen. Gr. als tot u niet komende.

36) buiten de maat

Namelijk ons van Christus voorgeschreven, of bepaald.

37) in anderer [lieden]

Dat is, waar het Evangelie van Christus alrede door anderen is verbreid.

38) gewassen zijn,

Dat is, toegenomen hebben of versterkt zijn.

39) vergroot worden

Of, uitgebreid, namelijk in de voorgeschreven grenzen onzer prediking. Anderen voegen deze woorden alzo bijeen: Wanneer uw geloof zal gewassen, of gesterkt zijn onder ulieden, dat wij overvloedig zullen vergroot worden, dat is uitgebreid worden.

40) naar onze regel,

Dat is, in de uitbreiding van ons voorgeschreven perk alzo dat het woord regel hier genomen wordt voor het perk, of de afgepaalde maat van landen en steden, waar ieder apostel zijn arbeid moest besteden; en dit komt wel overeen met 2 Cor. 10:16. Want dit is het wat de apostel hier verklaart, dat hunne zwakheden en gebreken nog een hinderpaal waren, dat hij in de landen boven hen gelegen nog niet kon reizen om daar het Evangelie te planten, maar wanneer zij die gebreken zouden gebeterd hebben en in het geloof behoorlijk versterkt zijn, dat hij dan vrijmoedig en zonder achterdenken tot anderen zou mogen voortgaan.

2Co 10.16
41) in eens anders regel

Dat is, waar een ander alrede de grenzen van zijn beroep had en predikte. Zie Rom. 15:20.

Ro 15.20
42) in den Heere.

Dat is, schrijf den Heere al den lof van zijnen arbeid toe, alzo de kracht om zelf te arbeiden, en de vruchten daarvan, alleen van zijnen zegen voortkomen. Zie 1 Cor. 3:5, en 1 Cor. 15:10.

1Co 3.5 15.10
43) beproefd.

Dat is, na beproeving trouw en oprecht gekend, gekeurd en bevonden.

Copyright information for DutKant